• Slide 0
  • Slide 1
  • Slide 2
  • Slide 3
  • Slide 4
  • Slide 5
  • Slide 6
  • Slide 7

Cees Roelofs: Beiaardier in Barneveld van 1948-1970

Cees Roelofs werd op 3 april 1905 in Arnhem geboren. Hij was zoon van bediende Hendrik Cornelis Roelofs ( die een muzikale inslag had) en Johanna Maria Schippers. Bijna zijn gehele leven woonde hij in Apeldoorn; hij trouwde rond 1933 met de blinde vrouw Truus Lammes met wie hij kinderoperettes schreef en samen een muziekschool leidde (Muziekinstituut Roelofs aan de Van der Heidenlaan 10)

Hij raakte al op jonge leeftijd geïmponeerd door de klanken van de Hemony-beiaard van de Eusebiustoren, die elke vrijdagochtend tijdens de markt werd bespeeld. Roelofs hoorde daar hoe de boeren met hun zware stemmen soms met de beiaard meezongen.

In Amsterdam volgde de jonge Roelofs, een orgelopleiding bij Frans Hasselaar, die ook de beiaard van de Oude Kerk bespeelde. Hasselaar nam hem enkele malen mee de toren in en liet Roelofs achter het klavier plaatsnemen. Hij was meteen verkocht en vanaf dat moment vast besloten om ook beiaard te gaan spelen.
De eerste beginselen van het beiaardspel werden hem bijgebracht door een andere leerling van Frans Hasselaar, de eveneens blinde Willem Créman.

Mechelen
In 1930 besloot Roelofs zijn ‘beiaardbrevet’ te gaan halen en vervolgde hij zijn opleiding bij Jef Denyn en Staf Nees aan de Beiaardschool in Mechelen.
Roelofs beschreef Denyn als een uiterst sympathiek mens, die door de verbeteringen die hij aanbracht aan de beiaardinrichting én door zijn fijnzinnige beiaardspel de in vervallen toestand verkerende beiaardkunst weer nieuw leven inblies.
Op 23 juli 1933 deed Roelofs, bij een tropische temperatuur, op de St. Romboutstoren examen en haalde hij zijn diploma ‘met vrucht’. Aan het examen namen vijf kandidaten deel waaronder Jef Rottiers en Nora Johnston, de zuster van de bekende Engelse klokkengieter Cyrill Johnston.
In 1933 ontmoette hij Jef Denyn in Rhenen, toen die daar uitgenodigd was om de nieuwe Van Bergen beiaard in te spelen. Denyn beval zijn oud-leerling Roelofs aan als toekomstige beiaardier van Rhenen, maar deze wijze raad werd helaas niet opgevolgd (men prefereerde ene P. Hoolhorst).

De crisisjaren
Net als nu, bleek het ook in de jaren dertig allerminst eenvoudig om als pas afgestudeerd beiaardier aan de slag te komen. Roelofs ondervond weinig gastvrijheid van collega’s die soms bang waren om iemand in hun toren toe te laten die misschien beter speelde dan zijzelf.
Wie daar geen last van had, was de Nijkerkse beiaardier Meyll, die zelf ook in Mechelen had gestudeerd. Hij liet Roelofs regelmatig op zijn beiaard spelen en ging dan zelf onder aan de toren staan luisteren.
Wegens zijn pro-Duitse houding (tijdens de oorlog was hij lid van de NSB) werd Meyll na de oorlog in Nijkerk als beiaardier en organist ontslagen, een te zware straf volgens Roelofs, die vond dat hij deze vernederingen niet verdiende.
Op 29 augustus 1931 nam Roelofs, onder het motto ‘nee heb je en ja kun je krijgen’, deel aan de derde Nationale Beiaardwedstrijd in Breda. Hij speelde toen nog geen jaar beiaard, maar met een improvisatie over het Wilhelmus wist hij in deze categorie als tweede te eindigen met slechts twee punten achterstand op de winnaar, zijn leraar Willem Créman.
Het stimuleerde Roelofs om vaker deel te nemen aan concoursen en dat deed hij met succes! In 1933 behaalde hij in Enschede de 1e prijs, in 1934 in Amsterdam de 2e prijs, in 1935 in Zwolle de 3e prijs en de 1e prijs voor improvisatie en in 1937 in Maastricht de 1e prijs.
Over het Internationale Concours in 1934 in Amsterdam wist Cees smakelijk te vertellen. De wedstrijd stond volop in het teken van de broekse en tuimelaarse twisten*. De afdeling ‘Hollands pedaal’ vond plaats op het Paleis, de afdeling ‘Mechels Pedaal’ op de Oude Kerk, waarvan de beiaard al in 1932 volgens de inzichten van Denyn was ingericht (de andere Amsterdamse beiaarden zouden pas in de jaren zestig volgen). 
Roelofs eindigde, met minimaal verschil, als tweede achter de Belg Géo Clément, die veel indruk maakte met zijn eigen Suite Archaïque.

Amsterdam
Pas 15 jaar na zijn diplomering kreeg Roelofs zijn eerste aanstelling als beiaardier.
Nadat hij acht jaar de vaste vervanger was geweest van Frans Hasselaar, volgde hij deze in 1948 op als beiaardier van de Oude Kerk in Amsterdam, een functie die hij tot 1970 zou vervullen. Roelofs was een fervent voorstander van het tuimelaarsysteem, maar had een goede relatie met de voorman van het ‘broekse’ kamp, zijn oudere Amsterdamse collega Jacob Vincent.
Aanvankelijk vielen hun speeltijden samen. Als ‘s maandags van 12.00 tot 13.00 uur Vincent op het Paleis en Roelofs op de Oude Kerk speelden, dan konden ze elkaar horen. Na afloop wandelden ze vaak samen naar het Centraal Station om de trein naar huis te nemen. Vincent sprak Roelofs aan als ‘mijn vriend. Volgens Roelofs was het de wens van Vincent om achter de beiaard te sterven, maar die wens ging niet in vervulling. Een jaar na zijn laatste bespeling in 1952 overleed de 84-jarige Vincent in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht.
In 1952 wist Roelofs te bewerkstellingen dat de beiaard van de Oude Kerk tot vier octaven werd uitgebreid en in 1965 volgde een grote restauratie. Met dankbaarheid denkt hij terug aan diverse gemeenteambtenaren (King, Prent, Harinxma) de hem hielpen zijn ideeën uit te voeren. Eind jaren zestig kwam een jonge Amsterdamse student hem wekelijks vergezellen om de kunst af te kijken en een minuut of tien zelf de beiaard te bespelen. Zijn naam: Sjoerd Tamminga.

Barneveld
In 1955 solliciteerde Roelofs in Barneveld nadat daar, door het vertrek van de uit Nijkerk afkomstige Teijgeler, een vacature was ontstaan. Hier zou hij niet minder dan 30 jaar de beiaard bespelen. Ook in Barneveld zette Roelofs zich krachtig in voor een verbetering en uitbreiding van het 2-octaafs instrument. Aanvankelijk hadden zijn in bloemrijke stijl geschreven brieven aan B&W weinig succes, maar na verloop van tijd kreeg hij steeds meer steun, vooral van de gemeentesecretaris Lokker en de burgemeesters Van Diepeninge en Aschoff.
Omdat burgemeester Van Diepeninge het niet kon verkroppen dat Nijkerk een zwaardere basklok (een es1) had dan Barneveld, werd in 1976 besloten de Barneveldse beiaard uit te breiden met de klokken es1 en as1. Zeer erkentelijk was Roelofs de Barnevelders, die hem 30 jaar met koffie ontvingen en op zijn gang naar de beiaard begeleidden, zoals de juwelier Van Dronkelaar en de gemeenteambtenaar Tulp. 
In 1985 nam hij op 80-jarige leeftijd afscheid, bij welke gelegenheid hij tot ereburger van Barneveld werd benoemd.

Apeldoorn
Roelofs woonde 63 jaar lang in Apeldoorn in een huis, waarvan de voorgevel was voorzien van een klein klokkenspel, dat hem was aangeboden door de fa. Eijsbouts.
In 1987 nam Roelofs op 82-jarige leeftijd afscheid als beiaardier in Apeldoorn. Met zijn eveneens blinde echtgenote verhuisde hij naar De Vier Dorpen in Beekbergen, deed zijn oefenklavier aan kant en ging weer orgel spelen. Lang heen bespeelde hij elke dag een uur zijn Johannes-orgel.
Cees Roelofs was ook 55 jaar lang, van 1930 tot 1985, organist van de Doopsgezinde kerk in Deventer. Hij begon daar al op 20-jarige leeftijd, nadat zijn proefspel gunstig was beoordeeld door niemand minder dan de vermaarde Jan Zwart.
Bij zijn 50-jarig jubileum als organist ontving Roelofs een Koninklijke onderscheiding.

De Koninklijke Nederlandse Klokkenspel-Vereniging opgericht in 1918.
In 1933 werd Roelofs, op aandringen van Willem Créman, lid van NKV. Toen de NKV in 1998 haar 80-jarig bestaan in Utrecht vierde, bezocht hij voor het laatst een jaarvergadering.
Voor Romke de Waard, die veel deed voor het NKV, had hij groot respect. Weliswaar ging De Waard met zijn populaire repertoire (Circus Renz!) voor de vakmensen wel eens wat te ver, maar voor zijn inspanningen voor de beiaard en de beiaardkunst had Roelofs niets dan respect.
In Barneveld stemde een ongeïnteresseerde gemeenteraad, na een geestdriftige toespraak van Romke de Waard vlak voor de raadsvergadering, unaniem vóór de uitbreiding van de beiaard.
Tot op hoge leeftijd volgde Roelofs met veel belangstelling de ontwikkelingen en alle lief en leed in de beiaardwereld. Zowel van de ziekte van zijn opvolger Henry Groen als van het nieuwe concertcarillon van Boudewijn Zwart was hij nauwkeurig op de hoogte.

*Aan het begin van de vorige eeuw werd het spel van de Nederlandse beiaardier gekenmerkt als saai en sober, waarin spaarzaam gebruik werd gemaakt van versieringen en virtuoze toonladderpassages. Deze 'Hollandse speelwijze' sproot enerzijds voort uit een gebrek aan scholing van de beiaardiers, en anderzijds vanuit een dogmatische opvatting over het muziekrepertoire, dat voornamelijk bestond uit eenvoudige melodieën. Maar niet in de laatste plaats was de aan het begin van de vorige eeuw gangbare tractuurinrichting met het gebrekkige 'broeksysteem' er de oorzaak van dat de hollandse beiaardiers zo strak speelde. toen vanaf 1900 de Vlaamse beiaardier Jef Denijn het oude 'tuimelaar'principe weer in ere herstelde, bleven de hollanders qua speeltechniek en beiaardinrichting achter bij hun zuiderburen. De Vlaamse speelwijze was er één van expressie en virtuositeit. er ontstonden kampen tussen de aanhangers van het 'broeksysteem' (Holland) en die van het 'tuimelaarsysteem' (Vlaanderen). De discussies tussen noord en zuid werden met zoveel krachttermen bijgezet dat men ze spottend 'de broekse- en tuimelaarse twisten' noemde. Vandaag de dag is de discussie weer terug in de beiaard wereld, nu met het verweer dat beiaarden origineel ingericht moeten worden. ( Amsterdam, Zuidertoren; Haarlem, BakenessertorenAmersfoort, Onze Lieve Vrouwe Toren) Op de Zuidertoren te Amsterdam is men er zelfs toe overgegaan om een klavier met Hollands pendaal te bouwen, helaas met een groot 'spaanplaat gehalte' !